Variatie op een vorm
Onder welke vorm bestaat/ontstaat Muliers materie? De materiële verschijningsvorm bepaalt de inhoud.
Zo zou het in de beeldende kunst toch moeten zijn. Beeldtaal onderscheidt zich vooral van de gewone spreektaal in het samenvallen van materie, vorm en inhoud. Deze drie vormen een onlosmakelijke eenheid waarbij de één de ander continu versterkt. Een schoolvoorbeeld is “(De) Gezusters van de illusie” van Victor Rousseau (1865-1942). Drie naakte dames zijn zorgvuldig gekapt uit een geaderde witte marmeren blok. Het schoonheidsideaal van die tijd; een witte huid met (liefst) blauw gekleurde bloedvaten, valt gewoon samen met deze materie. Beide versterken de illusie. Kunst heeft alles te maken met illusie.
Dit beschrijf is het gevolg van een ontmoeting tussen Wouter en mij bij hem thuis in de gezellige Pieter Coutereelstraat in Leuven. Ik bezocht het atelier van de kunstenaar, zijn bureau, we dronken koffie en speelden met het konijn.
Ik kijk naar de beeldhouwkunst van Wouter Mulier en schrijf deze tekst aan de vooravond van mijn deelname aan de Marathon van Brussel. Vertoeven in de werkelijkheid van het beeld is ideaal om de (te) lange wedstrijd te vergeten. Tussen de sensatie van een marathon (of een andere intense sportbeleving) en Muliers beeldhouwkunst zit een bijzondere vorm van verwantschap. Beide hebben een andere tijds- en ruimte-invulling dan die van het maatschappelijke hier en nu. Beide vinden als het ware de tijd en de ruimte opnieuw uit
Vogelboom (1999) op het Groefplein in Leuven, Overvloed (2000) in Hasselt en de Variaties op een vorm stellen de maatschappelijke ruimte in vraag. Dingen in vraag stellen kost tijd.
Ontwerp Vogelboom, 1999
piepschuim, koperdraad (26/12/8 cm)
Vogelboom, 1999
gepoederlakt staal (350/150/150 cm)
Variatie op een vorm
Onder welke vorm bestaat/ontstaat Muliers materie? De materiële verschijningsvorm bepaalt de inhoud.
Zo zou het in de beeldende kunst toch moeten zijn. Beeldtaal onderscheidt zich vooral van de gewone spreektaal in het samenvallen van materie, vorm en inhoud. Deze drie vormen een onlosmakelijke eenheid waarbij de één de ander continu versterkt. Een schoolvoorbeeld is “(De) Gezusters van de illusie” van Victor Rousseau (1865-1942). Drie naakte dames zijn zorgvuldig gekapt uit een geaderde witte marmeren blok. Het schoonheidsideaal van die tijd; een witte huid met (liefst) blauw gekleurde bloedvaten, valt gewoon samen met deze materie. Beide versterken de illusie. Kunst heeft alles te maken met illusie.
Dit beschrijf is het gevolg van een ontmoeting tussen Wouter en mij bij hem thuis in de gezellige Pieter Coutereelstraat in Leuven. Ik bezocht het atelier van de kunstenaar, zijn bureau, we dronken koffie en speelden met het konijn.
Ik kijk naar de beeldhouwkunst van Wouter Mulier en schrijf deze tekst aan de vooravond van mijn deelname aan de Marathon van Brussel. Vertoeven in de werkelijkheid van het beeld is ideaal om de (te) lange wedstrijd te vergeten. Tussen de sensatie van een marathon (of een andere intense sportbeleving) en Muliers beeldhouwkunst zit een bijzondere vorm van verwantschap. Beide hebben een andere tijds- en ruimte-invulling dan die van het maatschappelijke hier en nu. Beide vinden als het ware de tijd en de ruimte opnieuw uit
Vogelboom (1999) op het Groefplein in Leuven, Overvloed (2000) in Hasselt en de Variaties op een vorm stellen de maatschappelijke ruimte in vraag. Dingen in vraag stellen kost tijd.
Ontwerp Vogelboom, 1999
piepschuim, koperdraad (26/12/8 cm)
Vogelboom, 1999
gepoederlakt staal (350/150/150 cm)
Zijn werk als afgelijnd object in de ruimte...
Ik deel de West-Europese kunstgeschiedenis graag op in enerzijds de lijn/verhouding – kunstenaars en anderzijds de coloristen. Mulier behoort tot de eerste groep. Het gaat hem niet om de licht- en kleursensatie. Hij is gefascineerd door de aanwezigheid van het afgelijnde object in de grotere ruimte. Mulier geniet ervan om zijn beeld te zien in die ruimte. Het is pas hier dat zijn productieproces stopt. De kracht van zijn beeldtaal zit hem in de ruimtelijke beleving.
De kijker wordt gestimuleerd om de grote lijnen te zien en los te komen van maatschappelijke details, vakjes. Deze kunst zet aan tot een essentieel kijken naar de werkelijkheid. De beelden van Mulier stimuleren een synthesegevoel tijdens de beschouwing. Het is alsof alles voor even op zijn plaats valt. Deze harmonie duurt zolang als de kijker zich overgeeft in de totale perceptie.
Enkele werken van Mulier dragen de titel ‘Variatie op een vorm’.
Ik vind deze titel zeer to the point en aarzel niet om hem als titel van deze tekst te hanteren.
Mulier zoekt naar zijn essentiële uitdrukking, vorm van de werkelijkheid, elke keer opnieuw. Elk werk wordt een variatie op deze oerbetrachting . Alle beelden dragen duidelijk het stempel Mulier. "Mulier hoc fecit" is hier overbodig.
Ik denk hierbij aan de woorden op een van de schilderijen van Paul Gauguin: "Waar komen we vandaan? Wat zijn we? Waar gaan we heen?"
Ontwerp Spring-tide, 2005
smeedijzer (21/18/20 cm)
De relatie vorm-techniek
Elk beeld van Mulier bevat een schijnbare paradox. Het oogt op het eerste gezicht industrieel vormgegeven. Een tweede visie toont snel aan dat dit object niet zomaar een geplooid stuk ijzer is. Het is een subjectief product dat moeizaam is gevouwen, geknipt, geschuurd en opnieuw geplooid. De weg naar de verschijning in de werkelijke ruimte is moeizaam. Het idee is 1% van een totaal kunstwerk. De andere 99% ontstaan via discipline, training en hard werken.
De beelden van Mulier zijn - ondanks hun uitgepuurde vorm - heel fysiek. De kunstenaar koopt een inox plaat 316/L en met een minimum aan hulpmiddelen bewerkt en manipuleert hij het materiaal. Mulier is een manipulator. Hij zet de materie naar zijn hand. Hij toont zijn lijn. Zijn beeldende, geestelijke en conceptuele vrijheid wordt begrensd door zijn fysieke beperktheid. Het object plooit maar zover als Mulier de macht of de hefboom van zijn (altijd) te korte armen bezit. De fysieke mens als maat van de dingen. Het object wordt subject. Het inox 316/L wordt een Mulier-vorm. Een variatie op een vorm.
De ruimtelijke ervaring bij de toeschouwer
Mulier is begaan met de kijker. Tijdens de expositie ‘Landshapes’ in Leuven worden grafische weergaven van beelden of ontwerpen uitvergroot geprojecteerd op de wanden van de tentoonstellingszaal. Driedimensionaal wordt uitvergroot tweedimensionaal. Ik citeer de kunstenaar:
"In bijlage heb ik nog enkele 'projectietekeningen' gestoken. Het zijn grafische weergaven van beelden of ontwerpjes die op de expo in Tweebronnen uitvergroot op de glazen wand en de muren van de expozaal zullen aangebracht worden. Door te spelen met de grootte, het gezichtspunt (vogelperspectief, kikkerperspectief) en de herkenbaarheid (de ‘reële objecten’ zijn in de expo aanwezig) willen we een actievere kijkervaring en een intensere ervaring van ruimte uitlokken."
Dit citaat illustreert het belang dat Mulier hecht aan hét kijken. ‘Reële objecten’ schrijft hij tussen haakjes. De projectietekeningen zijn natuurlijk ook reële objecten maar in de combinatie van de twee ‘zien’ we de eigenheid van de ‘vorm’ (2D of 3D) en het materiaal (projectie op glas, staal). We zien eigenlijk de subjectiviteit van het object. Mulier wil een intensere ervaring van ruimte uitlokken. Interessant is het feit dat hij het lidwoord voor het woord ruimte spontaan weglaat. Mulier bepaalt niet dé ruimte. Het gaat hem om de ruimte-sensatie. Waar ben ik? Wat ben ik? Wie ben ik?
Ik maak graag een sprong naar Yves Kleins “Saut dans le vide” (video 1960). “De ruimte”, zoals Klein eens in een gedicht schreef, “die op onze liefde wacht, zoals ik iedere dag op jou wacht: ga mee de ruimte in.”
Aspecten van zijn werk aan de hand van concrete voorbeelden
Het beschouwen van de beelden van Mulier nodigt uit tot een 360° rondvaart. Ze bezitten ruimte, of anders gesteld: deze objecten nemen de ruimte op en transformeren haar, waarna de ruimte een opener karakter krijgt. De anekdotiek van de maatschappelijke ruimte wordt geminimaliseerd. De werkelijkheid wordt geëssentialiseerd. Dit is geen minimale maar wel essentiële beeldhouwkunst. De parameters zijn: volume, perspectief, zwaartekracht, lichtheid, beweging, ontplooiing.
Het valt op dat het volume van de ruimtelijkheid die opgeroepen wordt geen causaliteit kent met de grootte van de sculptuur. De foto van Schicht (2004) illustreert dit.
Schicht, 2004, inox (95/100/47 cm)
Van op een grote afstand zie je dat Schicht de ruimte in zich opneemt en gezuiverd weer afgeeft. Dit klinkt als science-fiction. Het betreft natuurlijk de illusie van de kunst, de magie van het beeld. "Het beeldhouwwerk is geen kunstwerk maar een beeld dat moet bijdragen tot de emancipatie van de geest."
Dichterbij vergroot het beeld, maar verengt de ruimtelijkheid.
Essentieel in dit discours is de relatie van de beschouwer met het beeldhouwwerk. Een relatie is, de Duitse wijsgeer Arthur Schopenhauer indachtig, eigenlijk een mislukte eenheid.
In Schicht kan je het hier en nu en jouw subjectiviteit verliezen, en opgaan in een essentieel lijnenspel. Vlakken verspringen, versmallen, verbreden, het perspectief verandert constant. Schicht zet je voortdurend op het verkeerde been. Nog even en Newtons appel valt naar omhoog.
Over appels gesproken. In de tuin van Wouter zag ik een geslaagde kopie van ‘De verzoeking van Eva’ (ca. 1130, Musée Rolin in Autun) van de Romaanse beeldhouwer Gislebertus. Uit de kunstgeschiedenis heb ik onthouden dat deze beeldhouwer één van de eersten was die ‘zijn’ beeld signeerde. “Gislebertus hoc fecit” (vervaardigd door Gislebertus) verbind ik graag met Gauguins levensvraag: "Waar ben ik?". Gislebertus positioneert zich in de ruimte: hier ‘ben’ ik.
De verzoeking van Eva (Evan van Autun), 1988, petit granit (40/75/15 cm)
Tijdens een opleiding steenkappen koos Mulier dit werk als project. Inhoudelijk gaat ‘De verzoeking van Eva’ over het ontstaansmoment van de erfzonde. Eva moest in de appel bijten. Alleen op die manier kon ze haar paradijslijke constitutie loslaten en opgaan in haar tijd en ruimte. Deze scène gaat over de zintuiglijke beleving van de ruimte en over bijten in het hier en nu. Mulier koestert die oorspronkelijke zintuiglijkheid
Ik ken dit beeld enkel als afbeelding. Gislebertus lijnenspel charmeert me zeer. Muliers kopie toont het belang van het directe contact van het beeld met zijn concrete omgeving. Ik spreek in dit verband graag over visuele tactiliteit. Het hier en nu is de omgeving waarin het beeld staat, verschijnt. Het is de laatste factor, naast materie, vorm en inhoud, binnen Muliers kunst. Eva wordt omarmd door gesculpteerde en reële klimop. De hortus conclusus is compleet. De eerste vrouw slikt de binnentuin in en vloeit er terug uit voort.
Schicht is een dans van lijnen en vlakken. Het beeld bevat een bepaald leidmotief. Het kunstwerk varieert rond een vorm. Schicht strekt zich uit, maar keert ook altijd in zichzelf terug. Expansie en gebalde kracht terzelfder tijd. Deze sculptuur is niet louter een opeenstapeling van schuine lijnen en vlakken. Hier wordt een boeiend verhaal verteld. Een beeld dat uitnodigt tot positionering in de ruimte.
"(…) als ergens geldt dat het geheel meer is dan de som der delen dan geldt dat binnen een kunstwerk."
Overvloed, 2000, inox (225/170/60 cm)
Clustered columns II (2001) kan eigenlijk gelezen worden als één lijn die verspringt in de ruimte. Het leidmotief hier is de V-vorm die de kijker verschillende malen kan onderscheiden. Clustered columns speelt ook met de verhouding tweedimensionaliteit tegenover driedimensionaliteit. Halverwege kiest de lijn voor de derde dimensie. De lijn ontsnapt eigenlijk uit haar rechtlijnige constitutie en vlucht de ruimte in. De lijn ontplooit zich.
Clustered Columns II, 2001, inox (300/230/110 cm)
Walking, 2006, gepoederlakt aluminium
(180/125/80 cm)
Mulier wil via de naamgeving zijn abstracte beelden meer toegankelijk maken. Het gevaar om anekdotisch te worden en een verenging in het kijken te creëren schuilt om de hoek. Het woord stuurt altijd de lezing van het beeld. Ik onthoud vooral dat Mulier begaan is met zijn beeld en met de kijker. Hij wil elke kijker zo dicht mogelijk betrekken bij zijn beeldtaal.
Het woord ‘ruimte’ viel vaak, aan tafel in de Pieter Coutereelstraat. Alle beeldende kunst is eigenlijk ruimte-kunst.
Wouter vertelde me een mooi verhaal over de zanglessen uit zijn jeugd. De docent gaf hem de opmerking: "Maar sta toch eens in de ruimte!". Frappant dat Wouter zich die aanbeveling nog herinnert. Het illustreert zijn fascinatie voor de ruimte.
Als ik denk aan zang en muziek dan denk ik meteen aan dans en beweging. De beelden van Mulier hebben zeker iets van dansers die hun amplitudos tonen. Zonder tijd is muziek onbestaande. De melodie maakt ons bewust van een tijdsverloop. De beeldhouwkunst van Mulier bezit eveneens een tijdsverloop en dit geldt niet alleen tijdens de beschouwing van het beeld. Om de ruimte op te nemen en terug af te geven is een tijdsverloop (een traagheid) noodzakelijk.
Ik eindig deze catalogustekst graag met een citaat van de Leuvense filosofe Patricia De Martelaere. Muliers werk nodigt ons immers uit om op eenzelfde manier te ‘beschouwen’.
"De ‘ziener’ is hij die de eenheid betreedt en zijn subjectiviteit geheel laat verdwijnen in het object dat hem omringt – hij ziet geheel af van zijn mondigheid en wacht af tot iets hem aanspreekt in een taal die niet de zijne is."
Filip Van de Velde